Ik kijk mijn man aan, kijk nog eens naar de test in mijn handen. ‘Het is echt zo!’ Na een aantal maanden, waarin we twee keer een vroege miskraam hadden, houd ik een ontwijfelbare positieve test in handen. Dubbele gevoelens, spanning en blijdschap. Want hoe gaat dit lopen?
Mijn vorige twee zwangerschappen was ik erg ziek en daarom hebben we deze zwangerschap heel goed voorbereid. Gesprek met de gynaecoloog. Bloedonderzoek. Vitamines op pijl. En nu is het eindelijk zover!
Een aantal dagen na de test is de misselijkheid, die voor ik de test kon doen al ruim aanwezig was, niet meer te houden. Ik krijg Emesafene voorschreven. Maar ik spuug er doorheen en krijg eigenlijk niets anders gedaan dan op de bank liggen.
Al snel vertellen we het onze dochter van bijna 7 en ons zoontje van net 4. Ze zijn blij, net als wij. En het nieuws komt steeds iets verder. We hebben immers ook wel hulp nodig met kinderen naar school brengen. Lieve mensen bieden hulp aan, koken. Hartverwarmend!
Ondertussen groeit ons kindje door. En groeit er ook een gevoel in mij. Angst. Het gevoel dat er iets niet pluis is. En wat ik heb geleerd afgelopen jaren is om mijn gevoel heel serieus te nemen. Ik spreek het uit naar mijn man. ‘Ik ben bang, bang dat er iets mis is met ons kindje’. We praten er samen over. We relativeren het. Vorig jaar heb ik het verliezen van twee kindjes van heel dichtbij meegemaakt. Geen wonder dat je angst zult voelen.
Maar toch, het gevoel verdwijnt niet. Na mijn eerste opname krijg ik andere medicatie. Primperan. Ik weet dat deze medicatie als bijwerking heeft dat je er depressieve gevoelens van kunt krijgen. En die komen. Op zondagmiddag zit ik ineens heel hard te huilen in bed. ‘Ons kind gaat dood!’ huil ik tegen mijn man. Het gevoel vanbinnen is zo sterk aanwezig. Ik bel het ziekenhuis en in overleg stop ik de Primperan. Het overweldigende gevoel zakt. Maar het idee blijft in mijn brein haken. Ik kan hier niet omheen. Het gevoel is zo sterk.
Als ik 7 weken zwanger ben zeg ik tegen mijn man: ‘We moeten het hier over hebben, wat als ons kindje niet levensvatbaar is en ik zo ziek blijf?’ We praten er samen over. Het is een intens gesprek. Gebaseerd op enkel gevoel. Maar het gevoel is zo sterk. Dit moet.
Er volgen nog twee opnames en een kaliumtekort. Mijn lijf heeft het zwaar. Maar tot nu toe doet ons kindje het goed. Voor even zakt mijn gevoel dat er iets niet goed zou zijn. Maar het is op de achtergrond wel aanwezig.
De termijnecho komt steeds dichterbij. Maandagavond, de avond voor de echo, besluit ik iets op te gaan schrijven. Ik heb ineens weer sterk het gevoel dat de volgende dag alles anders zal zijn. Ik pak mijn pen, het boekje wat ik van een lieve vriendin kreeg en begin te schrijven. De tranen stromen over mijn wangen terwijl ik de volgende woorden opschrijf:
Fragment dagboek 07-12-2021
Het zit nog zo vers in mijn geheugen. Zo betrokken was ik bijhun lieve gezinnen. In de week bij beider overlijden heb ik meegehuild, meegeleefd. Hun kindjes vastgehouden. Mijn hart is toen gebroken om deze jongetjes en wordt nu niet meer heel.
En als ik daaraan denk, laat ik een traan.
En het geeft mij een angst die ik niet kende. Angst om mijn eigen kindje te verliezen. En dat vind ik dan ook weer heel egoïstisch. Tot nu toe lijkt mijn kindje toch gewoon gezond? Maar het gevoel is er wel.
Het leven is zo broos, teer, niet in de hand te houden. En met die angst wil ik naar God. En weer huil ik. Maar huilen is oké. In de Bijbel staat dat God je tranen bewaart. En dat geloof ik. Hij ziet ons. Hij kent ons.
Als ik klaar ben met schrijven bid ik tot God. Of Hij voor mij en mijn ongeboren kindje wil zorgen. Of Hij mij wil helpen los te laten, omdat ik alles zo graag in de hand houd.
8 december worden we in het ziekenhuis verwacht. Zenuwachtig gaan we ernaartoe. Per ongeluk belanden we nog bij de verkeerde gynaecoloog, met die rare mondkapjes kun je niets verstaan. Gelukkig zitten we daarna bij de goede arts. Ik mag al snel gaan liggen op de onderzoeksbank en ze zet het echoapparaat op mijn buik. We turen mee. We zijn gefocust op een rond hoofdje: 7 jaar geleden verloor mijn zus haar kindje na de geboorte aan een aandoening waarbij zijn schedel niet heel was (anencefalie). Een jaar geleden verloor een goede vriendin een kindje aan deze aandoening. We zien dat de echoscopiste ook zoekt. En het blijft stil. Ik zet me vanbinnen schrap voor wat er komen gaat. Ze doorbreekt de stilte met de volgende woorden: ‘Er is iets niet goed en dat wordt ook niet meer goed’. Ik vraag direct wat ze dan ziet. Ze vertelt dat ze ziet dat de schedel niet gesloten is. Ik kijk mijn man aan. ‘Zie je wel,’ zeg ik, ‘ik voelde het toch, ik voelde het!’ Ik vraag aan haar of het anencefalie is. Dat bevestigt ze, ook al moet dat later nog een keer door een andere arts worden gezien. Hier kun je niet omheen.
Ik mag mijn kleding goed doen en we worden voor haar bureau neergezet. We houden elkaars hand vast en huilen. Wat nu? We willen naar huis. We maken een afspraak voor over 2 dagen. Dan zullen we verder doorspreken met een arts wat nu.
Voordat we naar huis kunnen moet ik nieuwe medicatie ophalen. En daar is al de eerste confrontatie van de vele die nog gaan volgen. ‘Deze medicatie mag niet zolang in een zwangerschap gebruikt worden, in verband met de gezondheid van uw baby.’ Ik leg de situatie uit en de vrouw achter de balie schrikt. Waarom staan dit soort dingen niet ook bij de apotheek in het dossier, vraag ik mezelf af.
En dan moeten we gaan bellen. Met heel veel ongeloof en verdriet bellen we. Onze ouders, broers, zussen, vrienden. We huilen. Iedereen huilt. En de wereld stort voor ons in.
Wordt vervolgd…
Wil je ook bloggen voor st. Nooit Voorbij? Wij kunnen je hierbij helpen.
Deze blog is geschreven door Marion