Losse eindjes

Lees de vorige blogs van Marije hier.

Hoewel het op een gegeven moment zeker was dat Stan aan zijn ziekte zou overlijden, kon ik me
zolang hij leefde niet zo bezighouden met zijn dood. Niet vanuit ontkenning; ik was me er terdege
van bewust dat hij dood zou gaan. Mijn gedachten gingen ook echt wel die kant op. Hoe zou zijn
sterfproces verlopen? Wat zou dat met mij doen? Hoe reageer ik? En hoe zal het leven straks zijn als
hij er niet meer is? Mijn verstandige hoofd probeerde mij er af en toe op voor te bereiden. Een soort
voorschot op de rouw in de hoop dat die misschien een tikkeltje minder zwaar zou vallen. Tot
mislukken gedoemde pogingen; dat liet de rest van mij, mij overduidelijk weten. Met je hoofd alleen
kun je niet ervaren hoe het is. En al helemaal niet als het nog niet zover is.

Stan leefde namelijk. En hoe! Zelfs toen hij zo ziek was. Ik heb een filmpje van hem op de
ligschommel buiten bij het ziekenhuis. Mijn doodzieke kind riep genietend vanaf de schommel: ‘Dit is
pas léven!’ Hij was met recht een levenskunstenaar en ik kon en wilde niet anders dan volop leven
met hem. Mijn levenskracht was destijds maximaal en mijn overlevingsstand stond op tien om de
narigheid van zijn ziekte, die er steeds meer was en de angst voor de toekomst zonder hem te
kunnen dragen. We leefden dus volop. Niet met een bucketlist of allemaal bijzondere dingen. We
waren juist bezig om naar omstandigheden zo gewoon mogelijk te leven, want de omstandigheden
waren al extreem genoeg. Stan wilde gewoon doen wat we altijd al deden. Hij wilde naar school en
thuis lekker spelen. Met zijn zus en met vriendjes en gelukkig ook vaak met mij. En zo nu en dan een
leuk uitje.

Ik maakte dus gewone plannen voor de zomervakantie. Een deel van de plannen is nog gelukt, al ging
het allemaal steeds moeizamer. Het bezoekje aan zijn beste vriend in een strandhuisje, was niet
meer dan een klein uurtje samen binnen op de bank hangen. Geen zandkastelen. Niet meer springen
in de golven of rollen door het zand. Sommige plannen lukten helemaal niet meer. Hij is niet nog
eens bij mijn ouders gaan logeren en met mijn vader naar het Spoorwegmuseum gegaan. Hij ging
niet meer met zijn kleuterjuf en zijn beste vriend naar Nemo. Ik heb geen rondvaart meer met hem
gemaakt in Amsterdam. Ik wilde hem nog Buurman-en-Buurmanpoppen cadeau geven, maar dat is
er niet meer van gekomen.

Allemaal plannen die ik, weliswaar met potlood, nog in de agenda had staan of alleen in mijn hoofd
had. Allemaal losse eindjes. Nu is elke dag een dag die ik niet meer leef met mijn levende zoon.
Vandaag al de 1197e dag. Ik leef wel met mijn levende dochter. Aan haar zie ik dat ze inmiddels niet
meer dat tienjarige meisje is van toen Stan overleed. Ze in inmiddels een prachtige meid van bijna
veertien. Een zus die nu al zo lang geen broertje meer heeft.

We gingen samen winkelen en opeens zag ik ze liggen: Buurman-en-Buurmanpoppen! Ik pakte ze en
ze zei meteen: ‘Nee, die gaan we niet kopen, mam.’ Oké, dit was niet het moment. De volgende dag
probeerde ik het bij een ander filiaal. Zouden ze er nog zijn? Er lag er nog maar één. Dit was geen
Buurman en Buurman. Dit was Buurman en…

Die pijnlijke parallel kwam keihard binnen: het is er nog maar een van twee, die onlosmakelijk bij
elkaar horen. Met pijn in mijn hart kocht ik die ene pop. Dit klopte niet en tegelijkertijd was het
precies zoals het nu dus is. Het voelde niet goed en ik kreeg het rotgevoel niet van me afgeschud. Na
het weekend wilde ik bij het eerste filiaal toch nog een poging wagen. Ik liep direct naar het schap,
vrezend dat het leeg zou zijn, want online waren ze hartstikke uitverkocht. Er lag nog precies één
setje. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om slechts de andere Buurman te kopen en er dan
weer een afgescheiden achter te laten. Deze waren voor mij. Voor Stan. Om postuum een los eindje
in mij op te lossen. Ik heb ze op zijn bed gezet, naast de Gorgels en bij zijn pietenpak. ‘Stan, ik heb
Buurman en Buurman voor je gekocht. Als cadeautje voor Sinterklaas,’ zei ik maar hardop. ‘Ik hoopdat je ze leuk vindt.’ Vast wel. Al zou hij als hij nog leefde inmiddels twaalf zijn en er waarschijnlijk
niet meer zo veel om geven. Wat zou hij nu dan wel leuk hebben gevonden? Ik weet het niet. Zo
komen er steeds meer losse eindjes. De losse buurmanpop heeft gelukkig een goede bestemming
gevonden: een jongen van acht die een broertje moet missen en net als Stan nog in Sinterklaas
gelooft.

Zo doe ik af en toe iets om te proberen een los eindje op te lossen, al weet ik dat het de grote leegte
niet zal dichten. In dezelfde week reed ik langs het ziekenhuis waar Stan als eerste was opgenomen.
Van daaruit moesten we uiteindelijk naar het Prinses Máxima Centrum. Ik was nooit meer naar dat
eerste ziekenhuis gegaan en ik wist dat daar ook een los eindje zat. Gisteren reed ik er weer langs en
op de terugweg voelde ik aan alles dat ik er heen moest. Eerst een kop koffie in de centrale hal en ja
hoor, de emoties kwamen meteen. Dit was de plek waar zo veel gebeurd is. Waar we nog volop hoop
en vertrouwen hadden. En ook zorgen. Waar we een paar keer hebben moeten aandringen op meer
onderzoek. Waar Stan ontzettende pijn heeft geleden. Waar de zorgen toenamen en waar vooral iets
heel ergs is gebeurd: we kregen te horen dat hij kanker had.

Na de koffie ging ik verder naar de afdeling en de onrust, angst, boosheid en frustratie namen toe.
Alles wat ik destijds gevoeld heb, kwam deze keer ongefilterd naar boven. Mijn
overlevingsmechanisme heb ik inmiddels op een lager pitje kunnen zetten. Eenmaal daar werd ik
overmand door verdriet. Ik werd meteen opgevangen. Er werd naar me geluisterd. Ik mocht mee de
afdeling op en ik kon mijn hele verhaal doen. Ik mag altijd terugkomen of nog een gesprek
aanvragen. Ik mocht nog even blijven op de afdeling om te doorvoelen hoe het daar was. Daar heb ik
nog een tijdje zitten huilen in de koffiehoek tot het genoeg was. Daarna was ik op en ook een beetje
opgelucht, of zoiets. Dit eindje is in ieder geval wat minder los en dat helpt mij.

Er zullen altijd losse eindjes blijven. De grootste zie ik dagelijks in mijn dochter. En zij waarschijnlijk in
mij, bijvoorbeeld als ik in een winkel twee Buurman-en-Buurmanpoppen pak. Of toen ik van de week
opeens weer wist hoe Stan haar naam zei als hij boos was, al gebeurde dat maar zelden. Daar
moeten we dan allebei om lachen, weemoedig, maar ook blij om de herinnering. Een herinnering aan
de vanzelfsprekende verbinding tussen zus en broer, die tegelijkertijd magisch en uniek is. Ik was
daar dagelijks getuige van, van de lol die ze vooral hadden samen en met z’n drieën waren we ook
weer een eigen geheel. Uniek en magisch en voor ons zo vanzelfsprekend. Gewoon zoals we waren.
Alles wat er toen was, met alle verbindingen, is er meteen bij elke herinnering.

Nu Stan is weggevallen, liggen alle verbindingen pijnlijk open. Niets is meer gewoon of
vanzelfsprekend. De dagelijkse confrontatie met het verlies went een beetje, maar wordt niet
gewoon. Dat wil ik ook niet, want daarin zit alles wat we hadden. De kwetsbare uiteinden die open
liggen, zoeken voorzichtig een nieuwe manier om de verbinding aan te leggen, waarin alles wat was
wordt meegenomen. Stap voor stap zoeken we naar een nieuwe vorm van vanzelfsprekendheid, die
omvat wat we hadden, wat we hebben verloren en hoe we met dit alles nu zijn en worden. Een
pijnlijk, verdrietig en liefdevol proces.

Contact

Stichting Nooit Voorbij

Deel deze blog

Losse eindjes

Scroll naar boven