Lees hier deel 1
In het vorige deel schreef ik over hoe de dagen voor het overlijden van Senna☆ zijn gelopen. Ik ga nu weer verder vanaf het moment dat ik Senna☆ voor het avondeten alvast wat ORS wilde geven met de hoop dat ze iets zou opknappen en wat zou willen eten en drinken. Maar toen ging het mis …
Ik had een heel klein theelepeltje gepakt om de ORS mee toe te dienen. De huisarts zei namelijk dat ze ongeveer één theelepeltje mocht, maar een druppeltje vaak al genoeg effect had. Dus ging ik voor die ene druppel. Senna☆ was nooit heel moeilijk met eten of drinken, maar dit wilde ze absoluut niet. Na een kleine worsteling en gedraai heb ik echter toch die druppel naar binnen gekregen. Toen begon ze te kokhalzen, zo erg dat ze voornamelijk gal (haar maag was die dag nagenoeg leeg) en roze slijm spuugde. Ik schrok heel erg van het slijm en riep Bram erbij. Op dat moment ging het helemaal mis: Senna☆ viel weg, ze werd slap, lijkbleek, haar ogen draaiden weg en ze kreeg blauwe lippen. Ik heb zelfs nog een klein
stukje gefilmd, want ik was niet van plan om naar huis gestuurd te worden door de artsen; mijn kind moest en zou goed onderzocht worden. Na het gesprek met de huisarts had ik de tas al ingepakt. Hij was zo ingepakt dat we eventueel één of twee nachtjes zouden kunnen blijven.
Ondertussen belde ik naar de HAP hier in Hoofddorp en vertelde wat er aan de hand was. Deze vrouw was heel aardig. Ze vroeg mij steeds of ik nog contact met Senna☆ kreeg. Als ik er zo over nadenk, was dat best een ruim begrip. Elke keer als ik boven haar hing (ze lag nog steeds lijkbleek op de bank) keek ze me recht in de ogen aan. Het was een kindje van net één jaar oud, dus een heel gesprek kun je natuurlijk niet verwachten. Steeds als ik weer rechtop ging zitten om te praten met de telefoniste, viel ze weer weg. Waar ik het meeste spijt van heb, is dat ik niet heb gezegd dat het écht niet goed ging. Als ik
dat wel had gedaan, dan was de ambulance gekomen en waren we misschien wel direct naar de kinderarts in Haarlem gereden. Al weet ik nu dat de uitkomst dan precies hetzelfde zou zijn geweest. De telefoniste van de HAP vroeg hoe snel ik hier kon zijn. Dus ik antwoordde dat dat met 5 á 10 minuten zou zijn. Wij wonen namelijk echt twee stoplichten verwijderd van het ziekenhuis. Ze gaf aan dat we konden komen en als het mis zou gaan, moesten we stoppen en 112 bellen. Dan schrik je wel even, maar in mijn beleving was het op dat moment nog niet zo erg. Ik dacht dat Senna☆ was uitgeput en
gewoon goed onderzocht moest worden.
Meteen na het telefoongesprek trok ik mijn schoenen en jas aan, Bram zou met Samara thuisblijven, want we zouden vast
wel weer thuiskomen. Bram probeerde Senna☆ in haar jas te hijsen, maar ze was zo ontzettend slap. Ze kon niet meer
zitten en haar armen door de mouwen heen krijgen was niet mogelijk. Dus deed ik haar jas om haar heen en nam mijn
grote groene sjaal mee om over haar heen te leggen in de auto. In de auto keek ik haar nog vaak aan en zij keek terug. Ik zei nog tegen haar: Het komt goed liefje, ze gaan je helpen. Je wordt weer beter! Eenmaal bij het ziekenhuis aangekomen, kreeg ik nog een prachtige lach van haar. Dat deed ze altijd als ik de deur van de auto opendeed, alsof ze elke keer weer verliefd werd. Die blik vergeet ik nooit meer. Nog steeds was ze zo slap als een vaatdoekje. Ik gooide de tas over mijn schouder, tilde Senna☆ op en wikkelde alles weer om haar heen. Mijn handen waren helemaal vol en Senna werkte natuurlijk niet mee. Ze was loodzwaar. Bij binnenkomst viel het mij op dat het gelukkig rustig was. Er stond alleen net iemand bij de balie te zeuren over een hockeybal die hij de vorige dag tegen zijn vinger had
gekregen en of de dokter wilde kijken of het gebroken was. Daarachter stond ik, met mijn handen vol, sjaal half over de grond, tas halverwege mijn arm en Senna☆ als een lappenpop in mijn armen. Het enige wat ik toen dacht was dat ze de t*ring konden krijgen als ze gingen zeiken over het niet-dragen van een mondkapje. Gelukkig werd daar niet om gevraagd
en zag de baliemedewerkster mijn gesteggel. Ze gaf aan dat ik alvast mocht gaan zitten en ze zo bij mij kwam. Dus ging ik op de bank zitten en legde Senna☆ naast me neer. Ik had namelijk het idee dst het fijner voor haar was om zelf een houding te kiezen dan geforceerd op mijn schoot te moeten zitten. De mevrouw kwam even kijken en gaf aan dat ze de dokter zou
roepen en hij ons op zou komen halen. Toen de dokter ons riep, ging ik met al mijn hebben en houden naar zijn kamer. Ik ging zitten en zei met pure wanhoop in
mijn stem: Meneer, alstublieft dit is niet mijn kind! Mijn kind kan klimmen, rennen, lachen… noem maar op. Dit is niet goed! En voor het eerst (na al vele dokters van de HAP gezien te hebben) gaf iemand mij direct gelijk. De dokter vertelde dat hij een ziek kindje zag en dat hij graag wat onderzoeken wilde uitvoeren. Hijvroeg mij Senna☆ tot op de romper uit te
kleden. Hij kwam bij ons zitten. Waar Senna☆ ‘s middags nog de longen uit haar lijf schreeuwde, liet ze nu alles rustig op zich af komen. Ik gaf aan dat ik dit ook heel gek vond. En wéér beaamde de dokter mijn gevoel en weer zei hij: ‘Ja, ik zie echt een heel ziek kindje. Toen ging hij naar haar hartje luisteren. Dit duurde best lang en achteraf bleek ook waarom. Hij wilde eerst haar zuurstof proberen te meten. Ook dit lukte niet meteen of beter gezegd: het lukte niet. Daarna luisterde hij opnieuw naar haar met de stethoscoop. Vervolgens zei hij dat hij even moest bellen, omdat hij wilde dat een kinderarts
haar zou onderzoeken. Ik was zo ‘blij’! Eindelijk werd mijn gevoel – dat ik al die tijd al had – bevestigd. De dokter pakte de telefoon en belde met de kinderarts en sprak vervolgens in een prachtige medische taal waar ik natuurlijk niets van begreep, behalve de woorden: ‘Ja.. echt waar.. zo snel.. niet te tellen.’ Haar hartslag bleek zo belachelijk snel te zijn dat hij het niet meer kon tellen en zelfs het zuurstofgehalte in haar bloed kon daardoor niet gemeten worden. (Dit wist ik op dat
moment dus nog niet).
Tijdens dit telefoongesprek heb ik haar nog verschoond en omgekleed, want ze had gepoept en droeg nog een romper met korte mouwen, terwijl ze het steeds zo koud had. Dus trok ik haar een romper met lange mouwen aan die ik net nieuw had en haar zo prachtig vond staan. Naar mijn idee was zo’n romper ook prettiger dan met je blote armpjes in een trui. En op dat moment vond ik het ook belangrijk dat ze er mooi uitzag als de kinderarts haar ging zien. De kinderarts wilde haar zo snel mogelijk zien. Maar de kinderarts verbleef in het ziekenhuis in Haarlem. Dus hij zei dat we
daarnaartoe moesten. Ik vroeg nog of ik zelf moest rijden, maar dat mocht absoluut niet. We zouden nu eerst naar de SEH
gaan, waar ze werd gemonitord en klaar gemaakt om met de ambulance naar Haarlem te worden vervoerd. We werden uit de kamer van de dokter gehaald door een van de liefste zusters die ik ooit heb ontmoet, Jonna. Ze kwam de hoek om en vertelde meteen wat het hele plan was, ze hielp met het dragen van al onze spullen en ik tilde Senna☆ Ik gaf haar hier en daar nog wat kusjes. Jonna gaf aan dat ik op het bed mocht gaan zitten met Senna☆ op schoot met haar rug tegen mij aan. Daarna maakten ze allemaal stickertjes en draadjes aan haar vast. toen ontstond er echter paniek in de
kamer …
Omdat het verhaal nu toch wel heel erg lang is geworden, stop ik voor nu bij dit moment. Het volgende deel is het heftigste en ik wil graag dat dat goed gelezen wordt, want dat is denk ik voor mij erg belangrijk.
liefs Marissa