Zaterdagochtend, druk druk want we gaan een hele dag met onze beste vrienden naar de Efteling. Wat hebben wij een heerlijke dag gehad, onbezonnen en genoten! Van de ochtend tot laat in de avond, een beter afsluiting van jouw leven heb je niet kunnen hebben. Zaterdagnacht, een schreeuw vanaf zolder, je huilt en hebt pijn in je buik. Zo erg hebben we het nog nooit meegemaakt. Papa belt de HAP, we mogen gelijk langskomen. Onderweg in de auto krijg je regelmatig hevige krampen. In de wachtkamer van HAP begin je over te geven, de frietjes komen eruit, je bent zo moe dat je zelfs op de grond gaat liggen. Na onderzoek bij de huisarts en na het bellen van de kinderarts worden wij naar huis gestuurd. We gaan er vanuit dat je een darmvirus hebt, want dat heb je wel vaker. Mocht het verslechteren dan mogen we terugbellen.
De hele nacht ben je zo onrustig, je loopt om de 3-5 minuten naar de wc, maar er komt niets uit. Je hebt enorme aandrang, je spuugt regelmatig tot gal aan toe. Je bent zo moe, je gaat steeds verliggen, dan probeer je weer even te slapen maar dan spring je weer op om naar de wc te rennen.
Je ziet steeds witter, hebt geen koorts en aan het einde van de ochtend begin je grauw te zien onder je ogen en rond je lippen is het blauw/paars. Ik bel met mijn moeder, want ja, straks bel ik voor niks de HAP. Mijn moeder vindt dat ik toch moet bellen en dat doe ik.
Om 15.00 uur mogen we terecht bij de HAP in Waalwijk, 20 minuten rijden hiervandaan omdat je regelmatig moet spugen. In Tilburg kun je niet terecht want daar hebben ze geen braak preventie protocollen. Ik dacht nog bij mijzelf, hoe krijg ik dit hoopje ellende überhaupt vervoert? Maar met een grote schaal en een handdoek gaan we toch op weg.
We komen na een klein half uur aan op de parkeerplaats van het ziekenhuis, je staat op uit je autostoel en zakt door je benen. ‘’Mama, ik zie niks meer’’ zeg je nog tegen mij. Ik til je de auto uit en we gaan op weg naar de ingang van de HAP. Door COVID19 ben ik verplicht om je neer te zetten, ik moet mijn handen ontsmetten en een mondkapje op. Je moet naar de wc zeg je, en we mogen door. Voor het eerst komt er iets uit, slijm.
We worden daarna meteen ontvangen door een huisarts, je bent slap en je wil niks. Geen poespas aan je lichaam, je bent op en ook de arts ziet dit. Toch onderzoekt hij je. Je bloeddruk wordt opgemeten en is slecht maar dat zou kunnen komen omdat het een bloeddrukmeter voor volwassene is. ‘’Dit is niet goed’’ hoor ik de arts weer zeggen. Hij belt met de kinderarts in Tilburg. Javaj moet gezien worden vinden ze. De arts twijfelt of hij de ambulance belt of dat hij mij met de auto een half uur laat rijden naar de kinderpoli.. De kinderpoli, niet de SEH… maar dat denk ik nu en toen niet. Hij besluit mij toch zelf op pad te sturen, eenmaal in de auto vraag ik mij weer af hoe ik hem helemaal achterin het ziekenhuis ga krijgen vanaf de parkeerplaats en hoe ik überhaupt ga rijden. Wat is de allersnelste weg?
Ik bel mijn man dat we naar het ziekenhuis zijn doorgestuurd en ik hou ondertussen Javaj goed in de gaten, ik blijf tegen hem praten en raak hem regelmatig aan. Ik merk dat hij steeds minder reageert en ik begin mij steeds meer zorgen te maken. Ik rij op de snelweg, ik merk dat Javaj zijn pupillen groot worden en zijn ogen niet meer bewegen. Ik roep tegen mijn man dat ik de ambulance ga bellen en schakel gelijk. Javaj reageert niet meer op mij, zijn ogen staan wijd open, hij heeft schuim rond zijn mond en klappertand heel langzaam. Hij is in shock. De telefooncentrale verteld mij dat ik onmiddellijk moet stoppen en dat er hulp onderweg is. Hij vraagt mij rustig te blijven en te vertellen waar ik precies ben. Ik ben gestopt bij een benzinepomp net na het Eftelinghotel langs de snelweg.
De man vraagt of ik tijdens iedere ademhaling van Javaj ‘’JA’’ wil zeggen. Wat duurt het toch lang voordat er niemand komt. Ik hoor overal sirenes maar ze rijden allemaal voorbij voor mijn gevoel. Javaj heeft nog steeds een ademhaling maar is nog steeds in shock. Eindelijk komt er een politieagent aan, hij stelt mij wat vragen en neemt het van mij over. Er is nog een ademhaling en een hartslag vertelt hij maar hij roep gelijk versterking op.
Ineens roept de agent of ik wil kijken of er een AED in de buurt is en ik schiet in paniek, ik begin naar de benzinepomp te lopen en zie ineens twee ambulances aan komen. Ik zie dat ze Javaj uit de auto trekken en op het gras neerleggen, hij is dood… Hij is dood.
De benzinepomp staat ineens vol politie en ambulances, ze zijn aan het reanimeren. Er wordt geroepen en gerend. Ze komen af en toe bij mij kijken en stellen wat vragen over medicijngebruik en of hij een hartpatiënt is. Maar Javaj is kerngezond. Of ze iemand voor mij kunnen bellen, maar ik zou niet weten wie. Ik bel mijn man zelf wel. ‘’Leeft hij nog?’’ Is het enige wat ik kan vragen. ‘’Ze zijn met hem bezig, er is een hartslag en ademhaling, de traumahelikopter is opgeroepen’’. Politieagenten sluiten de snelweg af. De politie vraagt mij om Javaj zijn ID en mijn ID. Er komt een medewerker aanlopen van de benzinepomp met flesjes water en een knuffelbeer. Ik zie mensen bij de pomp staan met hun hand voor hun mond en hun gezicht op standje spook. Dat helpt niet.
De Heli komt eraan en ik zie een fotograaf in de verte staan. Dit kan niet waar zijn, niet mijn kind! Ik raak in paniek en bijt in mijn arm, ik trek de haren uit mijn hoofd en ik schreeuw en ik wieg. De politie vraagt mijn autosleutels en mijn telefoonnummer. Ze brengen mij naar Nijmegen, ik mag instappen. Maar dan denk ik aan Pim, hij moet mee! We rijden met 200 km/u naar ons huis, ik zie mijn moeder in de huiskamer staan. Ook zij is in shock.
Pim stapt in en we scheuren weg. De rit naar Nijmegen duurt normaal gesproken een klein uurtje, maar ik denk dat we er met 20 minuten waren. Wat een achtbaan was dat.
We komen aan bij de SEH, we worden ontvangen door een vrouw die ons voorgaat. Ze zegt niks… ‘’Hoe gaat het met Javaj’’ vraag ik, ik wil niks anders horen. Ze zijn met hem bezig, ze hebben een hartslag en hij wordt beademd. Ik mag bij hem kijken. Met Pim gaat het ondertussen niet goed, hij is wagenziek en het gaat niet goed met hem. Hij wordt in een kamer op een bed gelegd.
Wanneer ik bij Javaj aan kom staan er wel 10 mensen bij zijn bed, ze zijn druk met hem bezig. Ik mag naar hem toe, ik mag hem aanraken en kusjes geven maar ik voel dat ik in de weg sta en blijf aan de kant staan.
Ze gaan een röntgen maken van zijn buik. Maar hier valt niet genoeg op te zien. Ze besluiten uiteindelijk een CT-scan te maken van zijn hoofd tot aan zijn liezen.
Ondertussen zit ik bij Pim en lopen we af en toe even naar buiten voor frisse lucht. We worden naar de familiekamer gebracht. Hier kunnen we in alle ‘’rust’’ zitten totdat de uitslag bekend is.
Wanneer er artsen de kamer binnen komen, wordt er verteld dat er een darmafsluiting is waar ze hem aan gaan opereren. Het is een wokkeldraaiing die dubbel zit en die sluit zijn darmen af. We mogen nog even bij Javaj en daarna wordt hij naar boven gebracht.
<img src="data:image/jpeg;base64,/9j/4AAQSkZJRgABAQEAYABgAAD//gA7Q1JFQVRPUjogZ2QtanBlZyB2MS4wICh1c2luZyBJSkcgSlBFRyB2NjIpLCBxdWFsaXR5ID