Een brief aan mijn prematuur geboren dochtertje die haar tweelingzus verloor
Mijn dochtertje werd geboren met 860 gram. Veel te vroeg werd zij gehaald nadat haar tweelingzusje overleed. Zij is echt een súperheld.
Zes maanden lang groeide jij in mijn buik, samen met je grote zus. Vanaf 4,5 maand lagen jullie zelfs samen in één vruchtzak. Op de echo’s zagen we dat jij altijd met je hoofd tegen de nek van je grote zus aan lag. Lekker vertrouwd en veilig.
En dan ineens, als donderslag bij heldere hemel, geen trappelende voetjes meer van je zus. Niet meer het vertrouwde dreunende ritme van jouw zus haar hartslag om naar te luisteren. Geen warme nek meer om op te zoeken en tegenaan te liggen.
Plots allemaal handen die naar je grijpen en je zo op de wereld zetten zonder dat jij hier om had gevraagd of klaar voor was. Geen enkele hartslag meer dicht bij de jouwe. Niet de warmte meer van mama’s buik. Vreemde handen, fel licht en ineens een enorme benauwdheid omdat je longen nog niet klaar waren voor het leven buiten de buik.
Allemaal mensen die van alles met je doen. Niets geen herkenbaarheid, geborgenheid, of warmte.
En dan, na een aantal uren, eindelijk de stem van mama. Maar het is maar kort. Wekenlang in een bakje liggen, met één keer per dag, het fijnste moment van de dag, knuffelen met papa of mama.
Prikjes, bijna elke dag. Infuusjes, onderzoeken aan je hoofd, aan je ogen, allemaal dingen waar je niet om hebt gevraagd. Een buisje in je keel, een kapje op je neus, een slangetje in je mond, plakkertjes op heel je lijf. En allemaal handelingen aan jouw lijf, uitgevoerd door vreemde handen. En jij onderging ze allemaal. Niet wetende hoe vaak het nog zou gebeuren, hoe lang het zou duren, en of iemand je zou komen ‘helpen’.
Elke vier uur gerommel aan je lijf, omdat je beademing verwisseld moest worden, je mondje verzorgd moest worden en je omgedraaid moest worden. Een aantal keren was je zelfs ineens zo ziek dat je niet eens met papa of mama mocht knuffelen.
Wat een overgang, van samen met je grote zus in een klein, warm, knus holletje zitten met de hartslag van je zus én van mama op de achtergrond, naar wekenlang in een bakje met als enige vertrouwde de handen van papa en mama die op jouw buik mochten liggen en het knuffelen één keer per dag.
Ik had je het zo graag allemaal zo anders gegeven. Ik had je willen aanpakken, jij en je grote zus. Ik had jullie op mijn borst willen leggen, samen. Hand in hand, hoofd in nek. Onze drie hartslagen bij elkaar, zoals het hoorde. Ik had jullie tussen ons in willen leggen, elke nacht. Wekenlang urenlang samen met jullie op ons bed door willen brengen. Elke seconde van de dag in jullie ogen willen kijken en jullie alle warmte, geborgenheid en liefde willen geven die ik in mij had zitten.
Lief klein groot meisje, het spijt me zo dat ik je dit allemaal niet heb kunnen geven. Dat ik je deze start van je leven niet heb kunnen geven. Dat je je tweelingzusje niet bij je hebt kunnen houden. Mijn hart stroomt over met liefde voor jou. Anderhalf jaar later ben je uitgegroeid tot zo’n prachtig mens. En dat was je al vanaf het moment dat je geboren was. Jouw doorzettingsvermogen die je in het ziekenhuis hebt laten zien in de eerste weken van je leven, toon je ons nog steeds elke dag. Jouw glanzende pretoogjes ontroeren mij elke dag, omdat ik weet wat je hebt doorleefd.
Je hebt zo’n prachtig karakter, dat voel ik, dat zie ik, dat weet ik. Je kunt de wereld zoveel moois brengen lieve Linde. Je bent een held.
Op mijn instagrampagina Twentytoesnl deel ik veel over hoe het nu met Linde én ons gaat.
Soms rauwe rouw, en gelukkig tussendoor ook veel dansjes en liedjes, omdat we ons na alles des te meer beseffen dat elke dag die je krijgt en samen kunt doorbrengen een cadeautje is.