De eerste nacht nadat ik beviel van mijn dochters. Van leven en dood. Van het veel te stille meisje onder het roze dekentje en van het meisje aan draadjes, omringd door toeters en bellen.
Het is 3.42 en ik hoor zacht een stem.
‘’Hey mama, kan ik je wakker krijgen? ‘’
Binnen een seconde zit ik recht overeind in bed. Het vallen van een speld is genoeg om mij wakker te krijgen, zo hyperalert ben ik. Hó, een scheut door mijn buik. Wat is er aan de hand?
Owja. Ik ben bevallen. De stem is van Kees, van de verpleging. Hij maakt mij zachtjes wakker omdat het tijd is om te kolven. Het operatiehemd wat ik nog steeds draag plakt nat aan mijn lijf.
Kees geeft mijn kolfset aan. Hij heeft me net gewekt omdat het tijd is om wat druppels intens gele melk naar de overkant te brengen. Naar de IC.‘’ Kijk maar naar je prachtige dochter, dat zal het kolven goed doen’’. Wekenlang praatten we al met maatschappelijk werk omdat onze situatie zo risicovol was, maar toch had niemand mij kunnen voorbereiden op dit moment. Om 3.45 lig ik badend in een mix van zweet en tranen met twee apparaten aan mijn lijf, kijkend naar een klein meisje onder een wollen roze dekentje, met haar oogjes dicht. Ik moet kijken naar mijn overleden dochter om een paar druppels melk uit te persen die van levensbelang zijn voor mijn andere dochter die op 200 meter afstand op de IC ligt te vechten aan een wirwar van draadjes en slangetjes.
Soms voel ik golven door mijn buik, zeg ik tegen Kees. Het voelt als het golven van billetjes en voetjes van twee kleine baby’s die aan het schoppen en draaien zijn. Het meest fijne gevoel wat ik ooit in mijn buik heb gevoeld. Leven. Soms lijk ik zelfs een harde buik te voelen. Hetgeen waar ik 3 dagen geleden nog zo bang voor was, omdat ik geen beginnende bevalling wilde, omdat ik ze zo lang mogelijk veilig in mijn buik wilde houden. De hele wereld lijkt een grote ironische theatershow geworden. Die veilige plek bleek schijn. De plek die ze nodig hadden om te groeien kostte haar het leven.
Het hoort er een beetje bij, zegt hij. Het zijn waarschijnlijk naweeën. Ook al heb ik geen enkele wee gevoeld met mijn spoedkeizersnede zonder dat er een bevalling was begonnen. Ik ben bevallen, maar ik heb geen bevalling meegemaakt. Ik doorleefde een nachtmerrie, werd wakker, en bleek niet wakker te kunnen worden uit die nachtmerrie. Het was mijn realiteit. Ik heb nooit een bevalling gevoeld. En toch heb ik leven gegeven, aan leven en aan de dood. Nog nooit heb ik mij zo verbonden gevoeld met de dood als nu. Al kijkend naar het kleine meisje onder het wollen dekentje.
Kees blijft bij mij als André om 4 uur de melk naar de overkant brengt. Het is zo gek, om de Baby IC de overkant te noemen, maar het is letterlijk aan de overkant van de gang. Hij is waarschijnlijk al veel te lang bij mij, maar wat maakt het eigenlijk uit, in het holst van de nacht.
‘’Je gaat ergens in deze dagen een keer heel boos worden. Je gaat heel boos worden op iemand. Iemand gaat iets verkeerds zeggen en het zal alles in jou doen oplaaien. Schrik daar niet van. Het hoort erbij. ‘’ zegt Kees. Vorige week troffen we elkaar nog op de zwangere opname afdeling. Mijn lievelingsverpleger. Nu zijn we hier, op de kraamafdeling. De afdeling waar ik nog niet hoor te zijn. En zeker niet met een levenloos baby’tje.
Zonder dat ik mij er bewust van ben, sleept hij mij door minuten die wanneer ik alleen was geweest waarschijnlijk als uren zouden hebben gevoeld. Pas als ik voetstappen op de gang hoor besef ik mij hoe gespannen ik ben. Het is maar goed dat ik aan een infuus lig, want de zweetdruppels die ik voelde toen ik wakker werd, druppelen nog steeds langs mijn wangen. Ineens dringt het tot mij door dat de gezichtsuitdrukking die ik straks ga zien mijn wereld gaat bepalen. Nou ja, wat in het slechte geval mijn wereld gaat bepalen, en in het goede geval niet meer dan een geruststelling is in het huidige moment en alsnog niets zegt over de minuten, uren, dagen die gaan volgen.
De deur gaat open, een kleine glimlach. YES. We zijn oké. Ze is oké, voor nu. Een glimlach van een vader die zojuist door een glazen raampje zijn dochtertje heeft gezien. Wat een winst. ‘’Ik heb een foto gemaakt van Linde!” zegt André. ‘’Sodeju wat maken jullie knappe kinderen’’ zegt Kees na een blik op de telefoon, terwijl hij wegloopt om mijn spullen schoon te maken.
André klimt bij mij op bed. Het doet pijn aan mijn net geopereerde buik, maar pijn is echt wel het laatste geworden om in mijn hoofd bij stil te staan, dus het is allemaal oké. We houden elkaar vast. Ze is er nog. Ze is er nog. ‘’Probeer nog even wat te slapen, ik kijk om 7 uur aan het einde van mijn dienst nog wel een keer om het hoekje’’ horen wij terwijl Kees de kamer uitloopt. Wat een grote dienst heeft deze lieve man mij in deze meest bizarre nacht van mijn leven bewezen. Voor hem één van de patiënten tijdens één van zijn werknachten. Voor mij een half uur die mij de rest van mijn leven bij zal blijven. De eerste nacht nadat ik beviel van mijn dochters. Van het veel te stille meisje onder het roze dekentje en het meisje aan draadjes, omringd door toeters en bellen.
liefs Marjolein