Verscheurd tussen twee afdelingen in het ziekenhuis
Ik lig op de kraamafdeling. De aller achterste kamer. Eerst de hele gang door en dan nog om de hoek.
Als je de gang door komt, zie je allemaal rode of paarse lampjes. In bevalling, of ” met kind”.
En dan kom je om de hoek. Het kamertje met het witte lampje. ”niet storen”. Mijn kamer.
Niet storen, omdat er wel een kindje bij mij is, maar veel te koud, en veel te roerloos.
Niet storen, omdat de mensen van de catering wel eens kunnen schrikken als ze onvoorbereid met haar geconfronteerd worden.
Niet storen, omdat we in de enige 4 dagen zitten die we ooit met dit meisje gaan doormaken.
Alle vier dagen die ik met haar had, lag ik op het bed, herstellende van mijn keizersnede.
Het kolfapparaat stond naast mij en de wekker ging ’s nachts. Maar die melk was niet voor het meisje in het wiegje naast mijn bed. ’s nachts bracht André de met tranen gekolfde druppeltjes naar de overkant van de gang.De intensive care voor pasgeborenen. Naar haar tweelingzusje van 860 gram die vocht voor haar leven.
De eerste dag na geboorte mocht ze mee, mijn roerloze Faye op bezoek bij haar kleine zusje Linde.
Ze werden naast elkaar gelegd in de couveuse en er werden foto’s gemaakt.
Linde mocht voor het eerst buidelen bij mij, en haar zus Faye lag naast haar op mijn borst.
Verscheurd tussen de kraamafdeling en de NICU. Verscheurd tussen nieuw leven en ondenkbare dood.
Verscheurd tussen tranen van geluk en verscheurend verdriet. Maar overspoeld met liefde. Zoveel liefde.
Vier dagen hadden we, om al onze liefde in te geven.
Ik huilde, brak, mijn hart schreeuwde in mij. Ik zocht naar woorden maar ik vond ze niet.
Vaak waren er mensen om ons heen. Familie en een vriendin kwamen naar ons toe, ook al lagen we in een ziekenhuis 2.5 uur rijden vanaf huis.
Verpleegsters kwamen af en aan. Maatschappelijk werk wilde praten over praktische zaken omtrent de kinderen aangeven en een uitvaart.
De catering klopte voorzichtig aan, of zette het eten achter het gordijn. Een schoonmaakster kwam lachend binnen en was vertederd, verbaasd over hoe klein mijn baby’tje was. We moesten keuzes maken. Kolven. Zaken regelen. Kolven. En af en toe was het stil. Af en toe was ik alleen. Alleen met mijn ene kindje. Dan zong ik liedjes voor haar, waarbij de tranen over mijn wangen liepen. Het was zo druk in mijn hoofd. Maar dan was het even stil. Alleen maar liefde.
Een paar keer per dag ging André naar Linde toe, op de intensive care. Ik ging één keer per dag mee in het bed, om te buidelen.
Elke keer als André weer de kamer in kwam, stopte mijn hart, voelde ik het bloed een beetje uit mij trekken. Alsof mijn lijf erop was voorbereid dat hij terug zou komen met slecht nieuws. Ik wist immers dat slecht nieuws je zomaar ineens kan overvallen. Als een steen die door je ruit wordt gegooid. Hier, pak aan, hier heb je ellende. Ruim het maar op. Deal er maar mee. Ik scande direct zijn gezicht. Hoe keek hij. Alhoewel ik me het liefst onder de dekens wilde verstoppen omdat ik het simpelweg niet aan zou kunnen als er nog meer slecht nieuws zou komen.
We wilden Faye nog een keer meenemen naar Linde. De verpleegster stelde het zelfs voor. Dus daar gingen we weer, met een mandje onder de dekens van mijn bed. Maar het mocht niet, zei de verpleegster van de NICU. Ons levenloze kindje mocht vanwege hygiëne regels niet meer mee.
”Ja sorry maar het is niet de bedoeling dat zij nog weer meekomt hier naartoe hoor. Daar kunnen we niet aan beginnen en past niet bij de regels voor deze afdeling. ”
Achteraf begrijpelijk en te plaatsen, maar op dat moment? Au. Heel veel AU.
Onze Faye mocht niet meer naar haar tweelingzusje Linde. De foto’s samen zijn de enige die we samen van ze hebben. Onze kans was geweest. Hun lijfelijke leven samen zat erop. Met onze ziel onder de arm gingen we weer terug naar de kraamafdeling. We lieten Linde, vechtend voor haar leven weer achter en gingen weer naar het kamertje met het lampje van niet storen.
Vier dagen waren we in het ziekenhuis. Vier dagen lang hadden we twee kindjes bij ons, zoals het had moeten zijn. Maar zo ver verwijderd van hoe het had moeten zijn. Een tweeling, maar elk op een andere afdeling. Een tweeling, maar niet meer samen. Voor het eerst ouders, en direct verloren. Gekregen en verloren. Zoveel moederinstinct, maar onuitvoerbaar. Één kindje nog bij ons, maar aan de overkant van de gang. Het andere kindje dicht bij ons, maar veel te koud en veel te kort.
Op de NICU voelde ik me schuldig dat ik niet bij Faye was, we hadden immers maar vier dagen samen. Op de kraamafdeling voelde ik me schuldig dat ik niet bij Linde was, zij had mij immers hard nodig. Elke minuut wilde ik verdubbelen. Elke seconde wilde ik door midden breken en ze elk de helft geven. Ik wilde zo graag het juiste doen voor ze allebei. Ze allebei mijn volle liefde geven. Ze elk een arm geven. Een plekje op mijn borst. Zoals je doet als tweelingmama. Dicht bij mij. Dicht bij elkaar. Een cirkeltje van liefde. Als ik één wens kon maken, dan was het één moment samen. Één moment lijfelijk samen als gezin. Een keer hun handjes in elkaar op die van ons.
Maar je krijgt niet alles wat je wenst. En soms krijg je iets op je bord, op je weg, waar je simpelweg maar mee hebt te dealen. Roeien met de riemen die je hebt. Je mee laten glijden op de stroom. Omdat je geen andere keuze hebt.
Deze vier dagen waren de meest intense van mijn leven. Ondanks een soort roes, heb ik ze ook heel bewust beleefd. Heb ik er alles proberen uit te halen wat ik eruit kon halen, ook al zou het nooit genoeg zijn. Mijn eerste vier dagen als tweelingmama. Mijn enige vier dagen met Faye.
In het kamertje aan het eind van de gang en dan nog om de hoek. Het kamertje met het witte lampje.
(Wil je weten hoe het nu met ons gaat? Op mijn Instagram pagina @twentytoesnl deel ik over de angst en PTSS die ik overhield aan deze periode, maar ook hoe we nu intens genieten met Linde, en hoe we haar zusje Faye in alles verweven.)