Elke dag ging ik naar het ziekenhuis en zat ik aan zijn bedje.
Elke avond en morgen belde ik naar het ziekenhuis om te vragen hoe het met Jens was gegaan. De eerste week was heel spannend, want tijdens één van die eerste nachten kreeg hij opeens een hevige terugval. De bloeddruk in zijn longen werd veel te hoog en zijn hart moest daarvoor veel te hard werken. Gelukkig hebben ze hem toen weer stabiel gekregen. Toen ik de ochtend erop aan zijn bedje zat, kreeg ik de ingeving dat Jens baat zou hebben bij een healing. In een visioen zag ik hoe Jens’ lichaam opsteeg naar een prachtige wereld in het universum. Onbeschrijfelijk mooi. Ik zag engelen die hem kenden en hij werd op een tafel gelegd met een groot kristal erboven. Iedereen stond om Jens heen en er vond een healing plaats. Ik zag dat er allemaal zwarte energie uit zijn lijfje getrokken werd en hoe goudkleurig licht werd terug gestopt. Ik werd uitgenodigd om mee te doen. Ik voelde mijn handen stromen en ik had geen uitleg nodig. Alsof mijn ziel precies wist wat hij moest doen.
Na afloop kreeg ik Jens in mijn armen en traden wij samen terug in ons fysieke lichaam.
Ik voelde zoveel warmte en liefde nadien en Jens zijn waardes werden ook stabiel. Ik kreeg door dat Jens behoefte had aan edelstenen in zijn nabijheid. Ik nam een golden healer, rozenkwarts en bergkristal mee en die legde ik in zijn bedje boven zijn hoofdje. Jens deed alles op zijn eigen tempo en manier. De Jens-manier zeiden wij en de verpleging altijd. Het ging altijd anders dan verwacht. Jens reageerde erg heftig op chemische medicatie. Hij had veel moeite met poepen waardoor de artsen dachten aan een darmziekte. Maar mijn gevoel zei dat dit niet het geval was, ik zag dat hij morfine kreeg en een bijwerking daarvan is verstopping. Ik vroeg aan de arts wanneer de morfine mocht stoppen, want hij is een rustig kind en heeft dat niet nodig. En ik zei vol overtuiging: “Als de morfine stopt, gaat hij weer poepen”. De arts keek mij vol verbazing aan.
Ik wist het zeker, ik voelde in mijn hele lichaam dat dit klopte. De morfine werd gestopt en Jens begon weer te poepen; hij had geen darmafwijking. Ik wilde heel graag probiotica en vitamine c poeder door Jens’ sondevoeding mengen, want ik voelde dat hij dit nodig had om zijn darmen en immuunsysteem te ondersteunen. In alle ziekenhuizen heb ik met succes voor deze aanvulling gestreden. Ik moest het zelf door zijn voeding mengen, maar dat deed ik met liefde.
Iedere morgen als ik bij hem was deed ik, samen met de engelen, de healing bij Jens. Elke dag ging het steeds beter met Jens. Zelfs zo goed dat hij van de beademing af mocht en naar medium care verhuisde. Wat waren we blij! Op 11 februari mocht Jens mee naar huis. Met sondevoeding, zuurstof, medicijnen, een zuurstof monitor en 24-uurs zorg. Maar dat kon ons niks schelen, want hij mocht naar huis. Eindelijk was ons gezin compleet, het was feest!
Ook thuis gaf ik nog regelmatig samen met de engelen healing aan Jens.
Hij werd steeds sterker, we hebben heel veel geknuffeld en hij ging steeds beter zelf drinken. Tijdens controles in het ziekenhuis waren ze ook tevreden. Op 29 februari gaven we een groot kraamfeest. We wilden Jens vol trots aan iedereen laten zien. Die morgen merkte ik echter dat zijn saturatie onstabiel was, maar gelukkig stabiliseerde dit weer nadat hij zijn medicijnen had gekregen. We genoten van alle aandacht voor Jens. Vol trots lieten we hem aan iedereen zien. Aan het einde van het kraamfeest werd zijn saturatie wederom onstabiel. Ik dacht dat het hem te druk was geweest. Jens heeft de hele avond op mijn buik geslapen en daarna werd zijn saturatie weer stabiel. De nachten daarna werd Jens steeds huilend wakker omdat hij het benauwd had en zijn saturatie was opnieuw onstabiel. Na drie nachten zei ik tegen mijn man dat ik zo de nacht niet in ging en dat hij de huisartsenpost moest bellen.
De dienstdoende huisarts kwam en Jens moest naar het ziekenhuis ter observatie. In het Sophia Kinderziekenhuis was geen plek en dus moesten we naar Nieuwegein. Ik bleef bij Jens, ook ‘s nachts, want ik wilde hem niet alleen laten. De volgende dag kwam de arts en die zei dat Jens moest leren boos te zijn. Dat huilen ‘s nachts kwam volgens hem daardoor. Mijn gevoel zei direct dat dat niet waar was. Ik vroeg of ze enige ervaring hadden met pulmonale hypertensie en dat was niet het geval maar ze hadden overleg gehad met andere artsen. Met Jens ging het verbazingwekkend weer beter, als het nog 24 uur goed bleef gaan mochten we de volgende dag weer naar huis. Ondertussen gaf ik hem de healing en dacht: fijn, dan mogen we weer naar huis! Maar mijn onderbuikgevoel bleef.
De volgende morgen werd ik wakker gemaakt door de zuster omdat Jens zijn saturatie niet meer omhoogging. Grote paniek en hij kreeg optiflow (een fijnere zuurstof dan een zuurstofbril) en moest weer aan de beademing. En dat hadden ze niet in dit ziekenhuis. Ik zag direct dat Jens lag te vechten voor zijn leven. Ik belde mijn man en ik dat hij direct moest komen omdat het niet goed ging met Jens. Jens zou vervoerd moeten worden met de ic-ambulance naar het Wilhelmina KinderZiekenhuis.
Maar daarvoor moest hij wel stabiel zijn. Ik zat naast Jens’ bed en heb hem gesmeekt om bij ons te blijven. Vanuit mijn diepste pijn voelde ik zoveel angst dat ik hem ging verliezen. Jens werd apart in een kamer gelegd waar hij stabiel werd gemaakt voor vervoer. Mijn man en ik waren kapot van verdriet, we waren zo bang om hem kwijt te raken. Het was heel spannend, maar er gebeurde een wonder. Jens was stabiel genoeg om te vervoeren.
Aangekomen in het Wilhelmina KinderZiekenhuis stabiliseerde Jens steeds verder en mocht hij na vijf dagen alweer van de beademing af.
We dachten, nu mag hij vast weer mee naar huis, maar het Sophia Kinderziekenhuis wilde hem opnemen. De artsen wilden weten waar deze grote terugval vandaan kwam. In het Sophia Kinderziekenhuis lag Jens alleen op een kamer, waar ik de hele dag kon blijven. Het ging steeds beter met hem en op 18 maart lachte Jens voor het eerst naar ons en maakte hij ook zijn eerste geluidje. Achteraf gezien is dit Jens’ afscheid geweest. We gingen blij naar huis. De volgende morgen belde ik naar het ziekenhuis en ze zeiden gelijk dat Jens vannacht weer was overgebracht naar de kinder-IC en dat hij weer aan de beademing lag. We vlogen direct naar het ziekenhuis. We hoorden daar dat Jens een longontsteking had. Zijn longen waren volgelopen met slijm waardoor hij het weer heel erg benauwd had. Sinds zijn laatste ziekenhuisopname gaf ik hem weer dagelijks een healing. Zo nu ook. Ik zat naast hem, hield zijn handjes vast en smeekte hem om bij ons te blijven. De tranen liepen over mijn wangen en ik voelde weer oor de vierde keer in zijn korte leventje die diepgewortelde angst om hem te verliezen.
We hadden nog steeds de hoop dat Jens ook dit zou overleven. Dan kon hij weer gauw mee naar huis.
Zaterdag kregen we van de arts te horen dat Jens er een bloedvergiftiging bij had gekregen. Hij was zó ziek. Hij lag aan allerlei monitors en slangen en hij had het heel warm. Hij werd gekoeld met koude doeken om de koorts naar beneden te brengen. Zijn lichaam was hard aan het vechten. De verpleegkundige zei: ‘Jens’ lichaam moet gaan beseffen dat hij zo ziek is en het herstel in gang gaan zetten. Of hij redt het wel, of niet.’ Haar woorden drongen niet tot mij door. ‘s Avonds gingen we weer naar huis. Ik zat met Eline op de bank te praten over Jens. Ze begon te huilen, want ze miste Jens zo (onze kinderen hadden Jens al twee weken niet mogen zien in verband met de geldende coronaregels).
Ik zei tegen haar: ‘Pak maar een edelsteen dan kan je met Jens praten en hem zien.’ Op die manier kon Eline altijd communiceren met Jens. Ze begon te huilen en zei dat ze het niet wilde omdat ze hem dan dood zou zien. Ik troostte haar en zei dat dat niet ging gebeuren.
Maandagmorgen belde ik naar het ziekenhuis om te informeren hoe het was gegaan die nacht. Ze zei: ‘We hebben jullie bijna gebeld vannacht, want het ging zo slecht met Jens.’ We sprongen direct weer in de auto en vlogen naar het ziekenhuis. We kwamen aan en we keken naar Jens. Hij had er plakkers bijgekregen op zijn hoofdje en de monitors stonden niet goed. Ik durfde niet te vragen waar die plakkers op zijn hoofd voor waren. Onbewust wist ik het wel maar ik wilde het niet weten en vooral niet voelen. Ze vertelden wel dat het heel slecht was gegaan afgelopen nacht maar dat hij nu weer stabiel was. Om 12.00 uur ‘s middags kreeg Jens weer een enorme terugval. Zijn hele kamer stond vol artsen. Hij was weer even stabiel. Ik vroeg aan de verpleegkundige hoe laag het zuurstofgehalte in zijn bloed was geweest vannacht en ze antwoordde dat dat 40 procent was …